Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt, onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 9 april 2021, dat het Duitse X geen recht heeft op teruggaaf van de ingehouden dividendbelasting. Er is geen sprake van belemmering van het vrije verkeer van kapitaal. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).

Het Duitse X verzoekt om teruggaaf van de ingehouden dividendbelasting over de jaren 2012-2014. De inspecteur wijst dit verzoek af. Volgens X heeft zij op grond van het EU-recht recht op teruggaaf van de dividendbelasting, omdat zij vergelijkbaar is met een FBI.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant (V-N 2022/15.2.5) oordeelt, onder verwijzing naar het arrest HR 9 april 2021, 19/00104, V-N 2021/17.10, dat het Duitse X geen recht heeft op teruggaaf van de ingehouden dividendbelasting. Er is geen sprake van belemmering van het vrije verkeer van kapitaal. Buiten Nederland gevestigde beleggingsinstellingen zijn in Nederland niet inhoudingsplichtig voor de dividendbelasting en komen niet in aanmerking voor een tegemoetkoming op grond van de regeling van de afdrachtvermindering. Het hoger beroep tegen de uitspraak van Rechtbank Zeeland-West-Brabant in de Deka-zaak (HvJ EU 21 januari 2021, C-12/29, V-N 2021/13.9) is volgens de rechtbank geen reden om de zaak aan te houden. De uitspraak van Hof 's-Hertogenbosch in onderhavige zaak van 23 augustus 2023, nrs. 22/00360 tot en met 22/00362, is niet vrijgegeven voor publicatie. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).

Lees ook het thema Beleggingsinstellingen.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de dividendbelasting 1965 11a

Wet op de dividendbelasting 1965 10

Rubriek: Dividendbelasting, Europees belastingrecht

Instantie: Hoge Raad

Editie: 25 september

Informatiesoort: VN Vandaag

153

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen