Het Hof van Justitie EU oordeelt dat Duitsland in strijd met het EU-recht handelt door aan AB de mogelijkheid te onthouden om te kiezen voor een aanslag op verzoek, waarbij beroepskosten en de betaalde IB in aanmerking worden genomen.

De Duitser AB woont in Zwitserland en werkt voor een Duitse werkgever. Naast zijn looninkomsten ontvangt AB ook inkomsten in verband met de verhuur van onroerende zaken. Als beperkt belastingplichtige voor de Duitse IB verzoekt AB om een aanslag waarin hij zijn beroepskosten in aftrek brengt. De Duitse Belastingdienst neemt echter alleen maar de inkomsten uit de verhuur in aanmerking en staat dus aftrek van de beroepskosten en de betaalde LB niet toe. Volgens de fiscus kunnen Duitsers en Zwitsers die in Zwitserland wonen niet om een aanslag verzoeken. De Duitse rechter stelt een prejudiciële vraag in deze zaak.

Het Hof van Justitie EU oordeelt dat Duitsland in strijd met het EU-recht handelt door aan AB de mogelijkheid te onthouden om te kiezen voor een aanslag op verzoek, waarbij beroepskosten en de betaalde LB in aanmerking worden genomen. Dit keuzerecht komt namelijk niet toe aan Duitsers, zoals AB, die in Zwitserland wonen en inkomsten uit werkzaamheden in loondienst in Zwitserland ontvangen, terwijl inwoners die onbeperkt belastingplichtig zijn in Duitsland en inwoners van andere EU- en EER-lidstaten wel gebruik kunnen maken van deze optie.

[Bron Uitspraak]

Instantie: Hof van Justitie van de Europese Unie

Rubriek: Europees belastingrecht, Inkomstenbelasting

Editie: 31 mei

Informatiesoort: VN Vandaag

190

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen