X woont duurzaam gescheiden van zijn echtgenote. X en zijn echtgenote hebben in hun aangiften IB/PVV 2019 niet dezelfde woning als eigen woning hebben aangemerkt. Daarbij hebben zij beiden 100% van de inkomsten en aftrekposten met betrekking tot door hen in aanmerking genomen woning aangegeven. In de aanslag IB/PVV 2019 neemt de inspecteur de helft van de inkomsten en aftrekposten van de woning die X bewoont in aanmerking. In beroep is onder andere in geschil of de correctie van de inspecteur ten aanzien van het inkomen uit eigen woning van X juist is.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de echtgenoten gezamenlijk eigenaar zijn van de woningen en daarom in de aangifte moeten kiezen welke van deze woningen als eigen woning wordt aangemerkt, waarbij die keuze voor beide echtgenoten geldt. Dat X in een andere plaats verblijft en duurzaam gescheiden leeft van zijn echtgenote is hierbij niet relevant. De uitzondering voor duurzaam gescheiden levende echtgenoten – twee hoofdverblijven als eigen woning – geldt slechts voor twee jaar. Omdat X zijn aangifte eerder heeft ingediend dan zijn echtgenote geldt zijn keuze als het hoofdverblijf voor beide echtgenoten. Op grond van art. 2.17 lid 3 Wet IB 2001 wordt de helft van de inkomsten en aftrekposten geacht bij X op te komen. De inspecteur heeft de aanslag op dit punt juist vastgesteld.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 5a
Wet inkomstenbelasting 2001 2.17
Wet inkomstenbelasting 2001 3.111
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Rubriek: Inkomstenbelasting
Editie: 21 februari
Informatiesoort: VN Vandaag