Hof Arnhem-Leeuwarden merkt de e-mails die X aan de heffingsambtenaar stuurde betreffende een naheffingsaanslag parkeerbelasting aan als beroepschrift. De heffingsambtenaar had de e-mails aan de rechtbank moeten doorzenden.

Aan X wordt op 11 januari 2018 een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd. Hij zou geparkeerd hebben op een parkeerplaats zonder dat de daar verschuldigde parkeerbelasting is betaald. De heffingsambtenaar verklaart het bezwaar van X tegen de naheffingsaanslag op 16 februari 2018 ongegrond. Vanaf 19 februari 2018 schrijft X verschillende e-mails aan de heffingsambtenaar waarin hij aangeeft dat hij het niet eens is met de naheffingsaanslag en de uitspraak op bezwaar. Er was volgens X op 11 januari 2018 sprake van een acute noodsituatie om op die plek te parkeren en de automaat maakte extra bijbetalen niet mogelijk. Op 29 augustus 2018 stelt de gemachtigde van X beroep in. Dit wordt door de rechtbank niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de beroepstermijn.

Hof Arnhem-Leeuwarden verklaart het hoger beroep van X gegrond. De heffingsambtenaar had de door X verzonden e-mails aan moeten merken als beroepschrift en als zodanig moeten doorzenden aan de rechtbank. Gevolg is dat het beroepschrift op grond van art. 6:15 Awb geacht moet worden te zijn ingediend op 19 februari 2018. Het beroep is ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. De zaak wordt, overeenkomstig de wens van partijen, terugverwezen naar de rechtbank.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 6:15

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden

Editie: 25 augustus

4

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen