De Europese Commissie start een niet-nakomingsprocedure tegen Italië in verband met een verlaging van het accijnstarief voor als motorbrandstof gebruikte benzine en dieselolie. Volgens de EC past Italië deze verlaging ten onrechte toe bij de verkoop van die producten aan de inwoners van de regio Friuli-Venezia Giulia. De EC wijst er daarbij op dat de wettelijke regeling die in deze verlaging van de accijnstarieven voorziet, in strijd is met het EU-recht over de belasting van energieproducten, omdat zij geen deel uitmaakt van de mogelijke vrijstellingen en verlagingen van EG-richtlijn 2003/96.
Advocaat-generaal Richard de la Tour concludeert dat de EC er niet in slaagt om aan te tonen dat er een verband bestaat tussen de door de brandstofleveranciers aan de staat aanvankelijk betaalde accijns en de bijdrage voor de aankoop van motorbrandstoffen. De A-G merkt daarbij op dat Italië precieze en onderbouwde elementen heeft verstrekt om aan te tonen dat de bijdrage voor de aankoop van motorbrandstoffen volledig losstaat van het oorspronkelijke fiscale verband. Van belang is daarbij dat de bevinding van de EC dat de bijdrage leidt tot een verlichting van de last die op de eindverbruiker rust bij de aankoop van motorbrandstoffen, niet volstaat om aan te tonen dat het gaat om een vermindering van de fiscale last die op deze verbruiker rust. De EC heeft dus rechtens niet genoegzaam bewezen dat Italië de art. 4 en 19 EG-richtlijn 2003/96 heeft geschonden.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Europees belastingrecht, Accijns en verbruiksbelastingen
Instantie: Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (Advocaat-Generaal)
Editie: 17 augustus