Hof Arnhem-Leeuwarden volgt het standpunt van de inspecteur, dat de inkomsten allemaal aan Y moeten worden toegerekend, niet. Volgens het hof heeft Y slechts recht op de helft van de inkomsten gezien de forse risico’s die zijn verbonden aan de cv-constructie. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Belanghebbende, X, is gehuwd met Y. X is werkzaam als internationaal financieel adviseur, en gaat in 2009 failliet. Per 1 oktober 2009 gaat Y, als beherend vennoot, een cv (C cv) aan, met D AVV als commanditair vennoot. X voert diverse werkzaamheden uit voor C cv, maar de onderneming wordt gedreven voor rekening en risico van Y. X en Y dienen, ondanks aanmaningen daartoe, geen aangiften in. Naar aanleiding van een onderzoek, legt de inspecteur (forse) IB-(navorderings)aanslagen op aan X, en ook aan Y. Uit het onderzoek blijkt namelijk dat C cv in de jaren 2009 - 2011 omzetten heeft behaald van tussen de € 400.000 en € 900.000. De inspecteur is van mening dat, gezien de aanwezigheid van de cv, alle inkomsten aan Y moeten worden toegerekend. Rechtbank Gelderland oordeelt dat de belastingaanslagen berusten op een redelijke schatting, gezien de bankafschriften en de omzetgegevens van C cv. De aanslagen blijven in stand.
Hof Arnhem-Leeuwarden (V-N 2019/19.1.2) volgt het standpunt van de inspecteur, dat de inkomsten allemaal aan Y moeten worden toegerekend, niet. Ook volgt het hof het standpunt van X, dat alle inkomsten aan hem moeten worden toegerekend niet. Verder is de winstverdeling die volgt uit de cv akte (85%-15%) ook niet van toepassing. Volgens het hof heeft Y namelijk recht op de helft van de inkomsten gezien de forse risico’s die zijn verbonden aan de cv-constructie. Het hof vermindert de aanslagen.
De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.90