Hof Arnhem-Leeuwarden volgt het standpunt van de inspecteur, dat de inkomsten allemaal aan X moeten worden toegerekend, niet. Volgens het hof heeft X recht op de helft van de inkomsten gezien de forse risico’s die zij loopt. De andere helft moet aan Y worden toegerekend, aangezien hij bijna alle werkzaamheden verricht.
Belanghebbende, X, is gehuwd met Y. Y is werkzaam als internationaal financieel adviseur, en gaat in 2009 failliet. Per 1 oktober 2009 gaat X, als beherend vennoot, een cv (C cv) aan, met D AVV als commanditair vennoot. Y voert diverse werkzaamheden uit voor C cv, maar de onderneming wordt gedreven voor rekening en risico van X. X en Y dienen, ondanks aanmaningen daartoe, geen aangiften in. Naar aanleiding van een onderzoek, legt de inspecteur (forse) IB-(navorderings)aanslagen op aan X, en ook aan Y. Uit het onderzoek blijkt namelijk dat C cv in de jaren 2009 - 2011 omzetten heeft behaald van tussen de € 400.000 en € 900.000. De inspecteur is van mening dat, gezien de aanwezigheid van de cv, alle inkomsten aan X moeten worden toegerekend. Rechtbank Gelderland oordeelt dat de belastingaanslagen berusten op een redelijke schatting, gezien de bankafschriften en de omzetgegevens van C cv. De aanslagen blijven in stand.
Hof Arnhem-Leeuwarden volgt het standpunt van de inspecteur, dat de inkomsten allemaal aan X moeten worden toegerekend, niet. Ook volgt het hof het standpunt van X, dat alle inkomsten aan Y moeten worden toegerekend niet. Verder is de winstverdeling die volgt uit de cv akte (85%-15%) ook niet van toepassing. Volgens het hof heeft X namelijk recht op de helft van de inkomsten gezien de forse risico’s die zijn verbonden aan de cv-constructie. Het hof vermindert de aanslagen.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.25
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 12 februari