Aan X is een navorderingsaanslag opgelegd. X gaat vergeefs in beroep bij de rechtbank. Een afschrift van de uitspraak is op 14 juli 2022 aan haar verzonden. In geschil is of tijdig hoger beroep is ingesteld. Het hogerberoepschrift is digitaal ingediend en is bij het hof ingekomen op 26 augustus 2022 om 23:12 uur. Na een vereenvoudigde behandeling is het beroep niet-ontvankelijk verklaard. X stelt in verzet dat zij ervan uit ging dat de beroepstermijn ging lopen de dag na de verzending en dat de termijn dus op 26 augustus 2022 zou eindigen.
Hof Den Haag oordeelt dat de keuze van X om geen pro-forma hogerberoepschrift in te dienen, maar te wachten met het indienen daarvan totdat zij alle stukken compleet had, komt voor haar rekening en risico, hoezeer ook te prijzen is dat zij wilde bijdragen aan het ontlasten van de medewerkers van het hof. Het feit dat X de wettelijke beroepstermijn anders heeft opgevat, is voor haar rekening en risico. X had namelijk kunnen nagaan of haar opvatting juist was. Het verzet is ongegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 6:11
Algemene wet bestuursrecht 6:7
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hof Den Haag
Editie: 24 juli