Hof ’s-Hertogenbosch oordeelt dat uit het standpunt van de inspecteur dat X € 2110 is verschuldigd volgt dat X' verzoek om ambtshalve vermindering ten onrechte is afgewezen.

De aanslag IB/PVV 2016 van X is vastgesteld naar een belastbaar inkomen van nihil. De echtgenote van X is € 1985 verschuldigd aan IB/PVV 2016 volgens de aan haar opgelegde aanslag. X krijgt als gevolg hiervan € 1985 aan heffingskorting uitbetaald en € 125 aan belastingrente, in totaal € 2110. Door een latere vermindering van de aanslag van X zijn echtgenote, heeft X geen recht meer op die uitbetaling van de heffingskorting. De navorderingsaanslag vermeldt een te betalen bedrag van € 2111. De inspecteur mailt X dat hij die euro te veel uiteraard niet hoeft te betalen. X gaat in bezwaar. De inspecteur behandelt het bezwaar vanwege termijnoverschrijding als verzoek om ambtshalve vermindering. Het verzoek om ambtshalve vermindering wordt door de inspecteur afgewezen. X gaat in (hoger) beroep.

Hof ’s-Hertogenbosch oordeelt dat de e-mail van de inspecteur niet anders kan worden begrepen dan dat de navorderingsaanslag € 1 te hoog is opgelegd. Uit de mail volgt, anders dan X stelt, niet dat hij niets hoeft te betalen. Een verrekening met het verlies uit 2015, kan niet leiden tot een lagere navorderingsaanslag omdat het belastbaar inkomen van X in 2016 al nul is. Uit het standpunt van de inspecteur dat X € 2110 is verschuldigd, volgt dat het verzoek van X om ambtshalve vermindering ten onrechte is afgewezen. De navorderingsaanslag wordt verminderd naar een te betalen bedrag van € 2110. Het hoger beroep is gegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 65

Instantie: Hof 's-Hertogenbosch

Rubriek: Inkomstenbelasting

Informatiesoort: VN Vandaag

Editie: 1 september

684

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen