Hof ’s-Hertogenbosch oordeelt dat uit het standpunt van de inspecteur dat X € 2110 is verschuldigd, volgt dat X’ verzoek om ambtshalve vermindering ten onrechte is afgewezen. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
De aanslag IB/PVV 2016 van X is vastgesteld naar een belastbaar inkomen van nihil. De echtgenote van X is € 1985 verschuldigd aan IB/PVV 2016 volgens de aan haar opgelegde aanslag. X krijgt als gevolg hiervan € 1985 aan heffingskorting uitbetaald en € 125 aan belastingrente, in totaal € 2110. Door een latere vermindering van de aanslag van X’ echtgenote, heeft X geen recht meer op uitbetaling van de heffingskorting. De navorderingsaanslag vermeldt een te betalen bedrag van € 2111. De inspecteur mailt X dat hij die euro te veel, uiteraard niet hoeft te betalen. X gaat in bezwaar. De inspecteur behandelt het bezwaar vanwege termijnoverschrijding als verzoek om ambtshalve vermindering. Het verzoek om ambtshalve vermindering wijst de inspecteur af. X gaat in (hoger) beroep.
Hof ’s-Hertogenbosch (V-N 2023/40.1.8) oordeelt dat de e-mail van de inspecteur niet anders kan worden begrepen dan dat de navorderingsaanslag € 1 te hoog is. Uit de mail volgt, anders dan X stelt, niet dat hij niets hoeft te betalen. Een verrekening met het verlies uit 2015 kan niet leiden tot een lagere navorderingsaanslag, omdat X’ belastbaar inkomen in 2016 al nihil is. Uit het standpunt van de inspecteur dat X € 2110 is verschuldigd, volgt dat X’ verzoek om ambtshalve vermindering ten onrechte is afgewezen. De navorderingsaanslag wordt verminderd naar een te betalen bedrag van € 2110. X’ hoger beroep is gegrond. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 65