Rechtbank Den Haag oordeelt dat de eenmalig door X ontvangen BBZ-uitkering onbelast blijft omdat geen sprake is van periodiciteit.

Belanghebbende, X, ontvangt tussen 28 februari en 31 augustus 2012 een renteloze lening van € 9.012 op grond van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen (BBZ). Aansluitend daarop ontvangt X een IOAZ-uitkering. De renteloze lening wordt in 2013 omgezet in een BBZ-uitkering om niet. Als de inspecteur zowel de BBZ-uitkering als de IOAZ-uitkering in 2013 tot het verzamelinkomen van X rekent, gaat zij daartegen in beroep. X stelt dat de BBZ-uitkering in 2012 is ontvangen en daarom eventueel in dat jaar had moeten worden belast.

Rechtbank Den Haag acht de uitkering onbelast omdat niet aan het vereiste van periodiciteit is voldaan. Het moment waarop moet worden getoetst of er sprake is van periodiciteit, is het moment waarop de lening is omgezet in een bedrag om niet. Op het toetsmoment ontving X geen BBZ-uitkering meer, maar een IAOZ-uitkering. Aangezien de IAOZ-uitkering een andere ontstaansgrond heeft dan de BBZ-uitkering, worden beide uitkeringen niet uit dezelfde oorzaak ontvangen. Volgens de rechtbank is daarmee niet voldaan aan het vereiste van periodiciteit. De rechtbank concludeert dat geen sprake is van een belastbare periodieke uitkering als bedoeld in de artikelen 3.100 en 3.101 van de Wet IB 2001. De rechtbank verklaart het beroep van X gegrond en vermindert de aanslag IB 2013.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.101

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Rechtbank Den Haag

Editie: 2 augustus

12

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen