X stort in 2013 het expiratiekapitaal van zijn beleggingsverzekering op een lijfrenterekening. Verder start X een klachtprocedure tegen de verzekeraar. X stelt dat de verzekeraar hem onvoldoende heeft geïnformeerd over het hefboom- en inteereffect. Hierdoor is de polis minder waard geworden en ontvangt X een lager bedrag aan lijfrente-uitkeringen. X en de verzekeraar sluiten een vaststellingsovereenkomst. Op grond hiervan keert de verzekeraar X een eenmalige bedrag uit van € 11.550. In geschil is of de eenmalige uitkering belast is.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur de eenmalige uitkering terecht aanmerkt als belastbaar inkomen uit werk en woning. De door X ontvangen eenmalige uitkering vervangt gederfde (hogere) lijfrentetermijnen. Op grond van art. 3.102 lid 1 Wet IB 2001 behoort tot de aangewezen periodieke uitkeringen en verstrekkingen wat wordt ontvangen ter vervanging van gederfde of te derven periodieke uitkeringen en verstrekkingen. Dat de eenmalige uitkering zelf niet een periodiek karakter heeft, doet hier aan af. X’ beroep is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.102
Wet inkomstenbelasting 2001 3.100
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 21 juli