X voert een eenmanszaak in Nederland. Samen met zijn broer en zoon is hij tevens aandeelhouder van een vennootschap in het buitenland die zich bezighoudt met transport. De eenmanszaak leaset via een derde partij vrachtwagens voor een bedrag van € 2.250 per maand per vrachtwagen. De eenmanszaak verhuurt in de jaren 2013, 2015, 2016 en 2017 deze vrachtwagens aan de buitenlandse vennootschap voor dezelfde prijs. In het jaar 2014 worden de vrachtwagens doorverhuurt voor een prijs van € 1.250 vanwege de slechtere marktomstandigheden van de vennootschap. De inspecteur stelt dat het rekenen van een lagere prijs dan een onafhankelijke derde in rekening zou brengen in strijd is met het zakelijkheidsbeginsel en legt een navorderingsaanslag op.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de eenmanszaak ten onrechte het zakelijkheidsbeginsel niet heeft toegepast bij de verhuur van de vrachtwagens. De navorderingsaanslag is terecht opgelegd. Het feit dat de eenmanszaak lagere kosten in rekening brengt vanwege de marktomstandigheden van de vennootschap betekent dat de eenmanszaak kosten voor haar rekening neemt die toebehoren aan de vennootschap, hetgeen strijdt oplevert met het zakelijkheidsbeginsel. Het beroep is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.8
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Vennootschapsbelasting
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 13 april