De Hoge Raad oordeelt dat de rechtbank de eenmanszaak van X ten onrechte als belanghebbende in de WOZ-procedure heeft aangemerkt.

Belanghebbende, X, maakt bezwaar tegen een aan hem opgelegde WOZ-beschikking. Op verzoek van X stuurt de heffingsambtenaar de uitspraak op bezwaar op naam en adres van de eenmanszaak van X. Rechtbank Overijssel beschouwt de eenmanszaak van X als belanghebbende. De rechtbank vraagt bij X een uittreksel uit het handelsregister op waaruit blijkt dat X bevoegd is om beroep in te stellen namens de eenmanszaak. Als X niet reageert verklaart de rechtbank het beroep kennelijk niet-ontvankelijk. X gaat in verzet, maar de rechtbank verklaart het verzet ongegrond. De uitspraak op verzet meldt dat tegen de uitspraak geen rechtsmiddel openstaat.

De Hoge Raad oordeelt dat de rechtbank de eenmanszaak van X ten onrechte als belanghebbende in de WOZ-procedure heeft aangemerkt. Het niet overleggen van een uittreksel uit het handelsregister kon daarom geen grond zijn voor het niet-ontvankelijk verklaren van het beroep. Daarbij komt nog dat de rechtbank in de uitspraak op verzet ten onrechte een rechtsmiddelverwijzing achterwege heeft gelaten. Het cassatieberoep van X is daarom ondanks de termijnoverschrijding toch ontvankelijk. De Hoge Raad verklaart het cassatieberoep van X gegrond en het verzet alsnog gegrond. De rechtbank moet het onderzoek voortzetten in de stand waarin het zich bevond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 6:7

Algemene wet bestuursrecht 1:2

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 9 juli

14

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen