X bv neemt een deel van de onderneming van een andere bv over. Naar aanleiding van een WIA-uitkering van een oud-werknemer van die bv ontspint zich een procedure tussen X bv en het UWV over de vraag of X bv kan worden aangemerkt als de opvolgende werkgever. Volgens Rechtbank Midden-Nederland is daarvan geen sprake en het UWV berust hierin. In geschil zijn de gedifferentieerde premies Werkhervattingskas over 2014 tot en met 2018. X bv stelt dat geen sprake is van een overgang van de onderneming en wijst naar de uitspraak van Rechtbank Midden-Nederland. Rechtbank Gelderland oordeelt dat het rechtszekerheids- en vertrouwensbeginsel eraan in de weg staan dat zij tot een andere conclusie komt. De inspecteur gaat in hoger beroep.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de beslissing van Rechtbank Midden-Nederland dat geen sprake zou zijn van de overgang van een (deel van de) onderneming ten overvloede is gegeven. Het is daarmee dus niet onherroepelijk komen vast te staan. De identiteit van de onderhavige onderneming is bewaard gebleven, zodat die wel is overgegaan. De arbeidsongeschiktheidslasten van de oud-werknemers zijn terecht deels aan X bv toegerekend. Het beroep van de inspecteur is gegrond.
Wetsartikelen:
Wet financiering sociale verzekeringen 59
Wet financiering sociale verzekeringen 58
Wet financiering sociale verzekeringen 38
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht, Premieheffing
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 12 juli