Stichting X is een woningcorporatie en gebruikt de historische kostprijs minus jaarlijkse afschrijving, of lagere bedrijfswaarde als waarderingsstelsel bij de berekening van haar jaarwinst. In 2012 neemt X een fiscale afwaardering in aanmerking van € 5,3 mln ten aanzien van een aantal panden waarvan de WOZ-waarde met 20% is gedaald. In 2014 doteert X, in verband met de verkoop van een aantal panden, € 4,8 mln aan de HIR. De verkoopwinst ziet ook op woningen die X heeft afgewaardeerd naar lagere bedrijfswaarde. De inspecteur accepteert de dotatie aan de HIR niet. Hij stelt dat op basis van goedkoopmansgebruik bij de verkopen in 2014 van in 2012 afgewaardeerde woningen, de afwaardering, voor zover die ziet op de verkochte woningen, voorafgaande aan de vervreemding moet worden teruggenomen. Daardoor wordt de fiscale boekwaarde voor de berekening van de dotatie aan de HIR verhoogd.
Rechtbank Den Haag oordeelt dat bij de verkoop van de bedrijfsmiddelen de eerdere afwaardering naar lagere bedrijfswaarde moet worden teruggenomen voordat dotatie aan de HIR aan de orde kan komen. Dit volgt uit goedkoopmansgebruik, en dan met name het realiteitsbeginsel. Dit is een bestendige gedragslijn en in lijn met het door X gehanteerde waarderingsstelsel. Het gelijk is aan de inspecteur.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.25
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 8
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Vennootschapsbelasting
Instantie: Rechtbank Den Haag
Editie: 26 november