Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de eigen bijdrage zorgkosten van belanghebbende's overleden moeder niet aftrekbaar is. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk omdat het duidelijk niet kan slagen (art. 80a lid 1 Wet RO).
In haar aangifte inkomstenbelasting 2016 brengt belanghebbende de als erfgename betaalde eigen bijdrage van haar overleden moeder voor zorgkosten in een verzorgingshuis als persoonsgebonden aftrek in mindering, als “uitgaven voor tijdelijk verblijf thuis van ernstig gehandicapten van 21 jaar of ouder”. Via een navorderingsaanslag corrigeert de inspecteur deze aftrekpost.
Hof Arnhem-Leeuwarden (V-N 2021/20.1.2) overweegt dat de eigen bijdrage geen weekenduitgave voor gehandicapten vormt als bedoeld in art. 6.25 IB 2001. Verder oordeelt het hof dat als de eigen bijdrage bij haar overleden moeder tot de specifieke zorgkosten zou behoren als zij die zelf had betaald, de betaling door belanghebbende als erfgenaam eveneens specifieke zorgkosten zou opleveren. Art. 6.18 IB 2001 belet dan evenwel de aftrek alsnog nu “de krachtens de Wet langdurige zorg verschuldigde bijdragen” van aftrek zijn uitgesloten. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk omdat het duidelijk niet kan slagen (art. 80a lid 1 Wet RO).
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 6.25