X is op 1 januari 2018 eigenaar van een woning in de gemeente ’s-Hertogenbosch. In februari 2018 ontvangt X van de gemeente een WOZ-beschikking 2018. Op 17 mei 2018 wordt de woning op een veiling verkocht. Op 31 december 2019 verzendt de heffingsambtenaar – ambtshalve – een nieuwe WOZ-beschikking 2018 waarbij het totaalbedrag van de aanslag ruim € 100 hoger uitvalt. X maakt bezwaar tegen deze beschikking en verzoekt daarbij tevens om een medebelanghebbendebeschikking 2018. Om dat laatste verzoek gaat deze procedure.
Rechtbank Oost-Brabant oordeelt dat iemand die al een ‘normale’ WOZ-beschikking heeft gehad niet nog via art. 28 Wet WOZ een medebelanghebbendebeschikking kan aanvragen. Art. 28 Wet WOZ zondert immers uitdrukkelijk de belanghebbenden uit aan wie op de voet van de artikelen 24 lid 3 t/m 6 en 8 en art. 26 lid 4 dan wel 27 lid 3 Wet WOZ een beschikking is toegezonden. X behoort tot die categorie omdat ze op 31 december 2019 een beschikking ex. art. 24 lid 3 Wet WOZ heeft gekregen. De heffingsambtenaar heeft het verzoek van X terecht afgewezen en het daartegen gerichte bezwaar niet-ontvankelijk.
Wetsartikelen:
Wet waardering onroerende zaken 28
Wet waardering onroerende zaken 26
Wet waardering onroerende zaken 24
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Waardering onroerende zaken
Instantie: Rechtbank Oost-Brabant
Editie: 18 november