Belanghebbende, X bv, is eigenaar van een onroerende zaak. Naar aanleiding van een bezwaarschrift van de gebruiker van het pand tegen de WOZ-waarde over het jaar 2016 vermindert de heffingsambtenaar de WOZ-beschikking en aanslag van X bv over 2016 en ambtshalve die over de jaren 2012 t/m 2015. X bv had tegen de beschikkingen over die jaren geen bezwaar ingediend. Na ontvangst van de kennisgeving van de verminderingen maakt X bv bezwaar tegen de verlaging van de WOZ-waarden van het object over de jaren 2012-2016. Zij is het niet eens met de verlagingen en verzoekt de heffingsambtenaar om de WOZ-waarden te verhogen. X bv heeft belang bij een hogere waarde in verband met een onteigeningsprocedure. De heffingsambtenaar verklaart de bezwaren niet-ontvankelijk.
Rechtbank Den Haag oordeelt dat X bv als eigenaar rechtsmiddelen kan instellen tegen de (ambtshalve toegekende) verlaging van de WOZ-waarden. De gemeente heeft de WOZ-waarden ambtshalve verlaagd in verband met een bezwaar van de gebruiker van het pand. Gelet op de Wet van 28 maart 2013, Stb. 2014, 129 die een verhoging van de WOZ-waarde mogelijk maakt, wordt X bv geacht een procesbelang te hebben bij verhoging van de WOZ-waarden. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar X bv op een onjuiste grond niet-ontvankelijk heeft verklaard in haar bezwaren. De rechtbank verwijst de zaken terug naar de heffingsambtenaar.
Lees ook het thema Bezwaar: het gesloten stelsel van rechtsbescherming
Wetsartikelen:
Wet waardering onroerende zaken 29
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Waardering onroerende zaken
Instantie: Rechtbank Den Haag
Editie: 11 april