Rechtbank Den Haag oordeelt dat X het verzoek om teruggaaf van de btw bij de aangifte over het tijdvak mei 2012 had moeten indienen. Nu X pas medio 2013 om uitreiking van de aangifte heeft verzocht, heeft hij het verzoek om teruggaaf te laat ingediend.

X koopt in 2012 zonnepanelen. Hij is hiervoor € 1269 aan btw verschuldigd. Naar aanleiding van het Fuchs-arrest van het HvJ EU (20 juni 2013, nr. C-219/12, V-N 2013/31.15) verzoekt X de inspecteur medio 2013 om hem als btw-ondernemer te registreren. Tevens vraagt X om teruggaaf van de voorbelasting. De inspecteur weigert teruggaaf van de btw, omdat het btw betreft van vóór 1 april 2013. Vervolgens verleent de inspecteur wél de teruggaaf. Begin 2014 legt de inspecteur een btw-naheffingsaanslag op in verband met de onterecht verleende teruggaaf.

Rechtbank Den Haag oordeelt dat X het verzoek om teruggaaf bij de aangifte over het tijdvak mei 2012 had moeten indienen, en dat hij reeds vóór 1 juli 2012 om uitreiking van aangiften had moeten verzoeken. Nu X pas medio 2013 om uitreiking van de aangifte heeft verzocht, heeft hij het verzoek om teruggaaf volgens de rechtbank te laat ingediend. Dat X zich pas naar aanleiding van het Fuchs-arrest realiseerde dat hij recht op teruggaaf had, acht de rechtbank niet van belang. De naheffingsaanslag blijft in stand.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de omzetbelasting 1968 14 + 15

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Omzetbelasting

Instantie: Rechtbank Den Haag

Editie: 24 april

4

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen