Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de heer X de voorbelasting uiterlijk op 30 juni 2013 had moeten terugvragen. Het verzoek had namelijk gedaan moeten worden binnen drie maanden na afloop van het kwartaal waarop de voorbelasting betrekking heeft.

Belanghebbende, de heer X, laat zonnepanelen installeren op zijn eigen woning. Op 27 maart 2013 is aan X een factuur gestuurd van € 10.010,63 (inclusief € 1.883,23 btw). Volgens de Nederlandse Energie Maatschappij levert X vanaf 2 juli 2013 stroom aan het elektriciteitsnet. Op 27 juni 2013 meldt X zich bij de Belastingdienst aan als btw-ondernemer en verzoekt om toekenning van een btw-nummer. Op het aan X uitgereikte aangiftebiljet over het tijdvak van 27 juni tot en met 30 september 2013 vraagt X de voorbelasting terug. In geschil is of dat verzoek terecht niet-ontvankelijk is verklaard.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X de voorbelasting uiterlijk op 30 juni 2013 had moeten terugvragen. Het verzoek had namelijk gedaan moeten worden binnen drie maanden na afloop van het kwartaal waarop de voorbelasting betrekking heeft. Het verzoek is dus terecht niet-ontvankelijk verklaard. De brief van 27 juni 2013 kan ook niet worden beschouwd als een (onvolledig) verzoek om teruggaaf. In de brief wordt namelijk niet gesteld dat het verzoek ook betrekking heeft op het eerste kwartaal en er wordt ook niet gerept over een teruggaaf. Het beroep van X is ook voor het overige ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de omzetbelasting 1968 31

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Omzetbelasting

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Editie: 1 december

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen