De Minister van Rechtsbescherming concludeert dat de prejudiciële procedure bij de civiele kamer van de Hoge Raad goed functioneert. Voor zover na te gaan beantwoordt de procedure aan de bij de wet gestelde doelen. Dat stelt de minister op grond van de eindevaluatie van de procedure. De resultaten daarvan verstrekt hij aan de Tweede Kamer.
De prejudiciële procedure geeft de mogelijkheid aan de rechtbank of het gerechtshof om op verzoek van een partij of ambtshalve de Hoge Raad een rechtsvraag te stellen, indien een antwoord op deze vraag nodig is om te beslissen in ‘massazaken' of ter beantwoording van een vraag die zich in talrijke andere zaken voordoet.
Met betrekking tot de prejudiciële procedure zijn bij wet de volgende doelen gesteld:
1. een bijdrage leveren aan het tot stand komen van (collectieve) schikkingen en het vergroten van de kwaliteit van de schikking en de acceptatie ervan;
2. een bijdrage leveren aan de rechtsvormende taak van de civiele kamer van de Hoge Raad en het bevorderen van rechtseenheid en rechtszekerheid;
3. het reduceren van procedures waarin soortgelijke rechtsvragen spelen en het reduceren van het instellen van rechtsmiddelen; en
4. het verminderen van het gevaar op tegenstrijdige uitspraken van lagere rechters.
De eindevaluatie is verricht aan de hand van een expertbijeenkomst met vertegenwoordigers van de bij de prejudiciële procedure betrokken organisaties, bestaande uit vertegenwoordigers van de Hoge Raad, het parket bij de Hoge Raad, de advocatuur, de wetenschap en de feitenrechtspraak.
De minister ziet geen aanleiding om nader onderzoek te verrichten of om de wet aan te passen.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting
Regelgevende instantie: Ministerie van Justitie en Veiligheid
Editie: 19 december