In het kader van het rekeningenproject deelt de inspecteur aan X mede dat hem is gebleken dat hij over een rekening bij de KB-Lux beschikt. De inspecteur vraagt daarom in 2002 om nadere informatie van X. X ontkent echter dat hij een rekening bij de KB-Lux heeft. De inspecteur legt vervolgens IB- en VB-navorderingsaanslagen 1990-2000 op. In 2012 geeft X uiteindelijk toe dat hij toch over een bankrekening bij de KB-Lux beschikt. Hij stelt daarbij echter dat hij het geld in 1989 al van de rekening had opgenomen. In de beroepsfase geeft de inspecteur aan dat hij de IB-navorderingsaanslagen 1991-1997 en de VB-navorderingsaanslagen 1992-1998 zal vernietigen, omdat deze niet met voldoende voortvarendheid zijn opgelegd.
Rechtbank Gelderland oordeelt dat de verklaring van X, dat hij het gehele saldo van zijn bankrekening bij de KB-Lux in 1989 heeft opgenomen, ongeloofwaardig is. De rechtbank plaatst verder vraagtekens bij de spontane opheffing van de rekening in 2002 en wijst er op dat X meer dan 10 jaar heeft ontkend dat hij over een rekening bij de KB-Lux beschikt. Ten aanzien van de navorderingsaanslagen IB 1990 en VB 1991 stelt de rechtbank vast dat de inspecteur deze met voldoende voortvarendheid heeft opgelegd en dat hij daarbij gebruik mocht maken van de verlengde navorderingstermijn. Verder merkt de rechtbank op dat de eis van voldoende voortvarendheid niet geldt voor navorderingsaanslagen die zijn opgelegd binnen de vijfjaarstermijn van art. 16 AWR. De rechtbank handhaaft de IB-navorderingsaanslagen 1990, 1998-2000 en de VB-navorderingsaanslagen 1990-1991 en 1999-2000.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting
Instantie: Rechtbank Gelderland
Editie: 2 juli