Belanghebbende is in augustus 2014 naar Australië geëmigreerd en heeft zich met ingang van 2014 uit de basisregistratie Personen (BRP) laten uitschrijven. Hij heeft geen nieuw correspondentieadres doorgegeven aan de Belastingdienst. Op 5 oktober 2014 heeft hij aangifte IB/PVV over 2013 gedaan met vermelding van zijn telefoonnummer. Het aanslagbiljet 2013 volgt op 28 oktober 2015 met adressering: “Niet adresseerbaar, retour afzender”. In 2019 na het ontvangen van een dwangbevel door belanghebbende, werd hij pas bekend met de aanslag. In geschil is of de aanslag binnen de termijn van art. 11 lid 3 AWR is bekend gemaakt.
Rechtbank Noord-Holland overweegt dat de emigrerende belastingplichtige maatregelen dient te treffen zodat hij na zijn emigratie de aanslag kan ontvangen. Hij dient derhalve aan de Belastingdienst zijn (nieuwe) correspondentieadres kenbaar te maken. De rechtbank acht aannemelijk dat de aanslag op tijd is verzonden, maar ook dat niet kan worden vastgesteld dat de aanslag de eiser heeft bereikt. Door het verbod op openbaarmaking van belastingaanslagen kon de Belastingdienst redelijkerwijs volstaan met het ter inzage leggen van de aanslag. Belanghebbendes stelling dat hij bereikbaar was via het opgegeven telefoonnummer en/of de berichtenbox via MijnOverheid, doet niet af aan de plicht dat belastingplichtige maatregelen treft zodat de aanslag kan worden ontvangen en zijn adres bekend is in de BRP of bij de Belastingdienst.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Rechtbank Noord-Holland
Editie: 29 april