Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat X over het vermogen van de stichting kan beschikken als ware het zijn eigen vermogen, zodat hij vanaf de oprichting van de bv een aanmerkelijk belang heeft.
X richt in 2007 een stichting administratiekantoor op, waarvan hij enig bestuurder is. De stichting en een derde, Y, richten in 2009 een bv op, die via take-away verse broodjes en smoothies, gaat verkopen. Bij de oprichting van de bv zijn – kennelijk door een fout van de notaris – geen certificaten van aandelen aan X uitgereikt. Dit is pas in 2015 gecorrigeerd. In geschil is of X vanaf de oprichting toch een aanmerkelijk belang in de bv heeft en of hij een afwaarderingsverlies op een aan de bv verstrekt lening bij hem in 2013 aftrekbaar is.
Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat X over het vermogen van de stichting kan beschikken als ware het zijn eigen vermogen (vgl. HR 19 september 2014, 13/04327, V-N 2014/47.11), zodat hij vanaf de oprichting van de bv een aanmerkelijk belang heeft. De in rekening courant verstrekte lening is echter onzakelijk, zodat het afwaarderingsverlies niet aftrekbaar is. De onzakelijkheid volgt met name uit het feit dat de bv vanaf de oprichting een negatief vermogen heeft en X – in tegenstelling tot de bank – geen reële zekerheden had bedongen. Het beroep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.92
Wet inkomstenbelasting 2001 4.6
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Rechtbank Noord-Nederland
Editie: 20 november