De zoon van E. P. studeert in het kader van het Erasmus+-programma in Finland. Voor haar zoon geniet X een verhoging van de basisaftrek in de Kroatische IB. Deze verhoging wordt echter voor het jaar 2014 geschrapt, omdat de zoon mobiliteitssteun ontvangt van de Finse universiteit. X is het daar niet mee eens. De Kroatische rechter stelt prejudiciële vragen in deze zaak.
Het Hof van Justitie EU oordeelt dat Kroatië in strijd met het EU-recht handelt door de verhoging van de basisaftrek aan E. P. te onthouden omdat haar zoon mobiliteitssteun ontvangt in het kader van het Erasmus+-programma. Er is namelijk sprake van een beperking van het recht op vrij verkeer en verblijf. De Erasmus+-mobiliteitsbeurzen mogen niet in aanmerking worden genomen bij de berekening van de IB. Het Hof van Justitie EU merkt daarbij nog op dat de Kroatische regeling er zelfs toe kan leiden dat geen rekening wordt gehouden met de werkelijke draagkracht van inkomstenbelastingplichtige ouders. De behandeling kan namelijk leiden tot een hogere belastingdruk voor de belastingplichtige ouders zonder dat de middelen waarover zij beschikken zijn verhoogd om die druk te compenseren.
Wetsartikelen:
Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie 21
Instantie: Hof van Justitie van de Europese Unie
Rubriek: Europees belastingrecht
Editie: 20 januari
Informatiesoort: VN Vandaag