Hof Den Haag oordeelt in hoger beroep dat mevrouw X de dividendbelasting alleen mag verrekenen als zij is gerechtigd tot de dividenden.
Mevrouw D overlijdt in 2014. Tot haar nalatenschap behoort een pakket aandelen dat is gelegateerd aan twee schoonzussen. Volgens het testament komen de vruchten van de aandelen vanaf het overlijden aan hen toe. In 2015 keert de bv dividend uit. Hierover is € 4666 dividendbelasting ingehouden en afgedragen. De aandelen worden door de erfgenamen in maart 2015 overgedragen aan de schoonzussen. Mevrouw X (belanghebbende) is één van erfgenamen en verrekent in haar IB-aangifte over 2015 de € 4666 dividendbelasting. De inspecteur corrigeert dit door een navorderingsaanslag aan haar op te leggen. Volgens Rechtbank Den Haag mag X de dividendbelasting niet verrekenen, ook al zou de winst van de bv betrekking hebben op de periode van vóór het overlijden van D. X gaat in hoger beroep.
Hof Den Haag oordeelt dat X de dividendbelasting alleen mag verrekenen als zij is gerechtigd tot de dividenden. Slechts de legatarissen waren gerechtigd tot de opbrengst van de aandelen. De dividendbelasting is dus van de legatarissen geheven en niet van de erfgenamen. Het beroep van X is ook voor het overige ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet op de dividendbelasting 1965 1
Wet inkomstenbelasting 2001 9.2
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16