In de aangifte IB/PVV 2021 brengt erflaatster, X, als uitgaven voor specifieke zorgkosten een bedrag van € 1900 in aftrek voor uitgaven aan vervoer. De erflaatster overlijdt in 2022. In de aanslag IB/PVV 2021 neemt de inspecteur de uitgaven voor vervoer niet in aanmerking. Volgens de erfgenamen van X zien de aangegeven uitgaven voor vervoer op variabele kosten en afschrijvingskosten die betrekking hebben op een auto van de dochter van erflaatster, die gebruikt is voor het vervoer van erflaatster.
Rechtbank Den Haag oordeelt dat de erfgenamen van X niet aannemelijk maken dat de gestelde uitgaven voor vervoer op de erflaatster hebben gedrukt. Evenmin hebben de erfgenamen van X onderbouwd dat de uitgaven rechtstreeks het gevolgd zouden zijn geweest van ziekte of invaliditeit van X en ook niet dat de uitgaven meer bedragen dan de uitgaven die een vergelijkbare belastingplichtige zonder ziekte of invaliditeit moet doen. Met hetgeen zij gesteld hebben, zijn de erfgenamen van X niet in de op hen rustende bewijslast geslaagd. Het beroep van de erfgenamen van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 6.17
Wet inkomstenbelasting 2001 6.1
Instantie: Rechtbank Den Haag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Editie: 31 januari
Informatiesoort: VN Vandaag