Erflater Q richt op 30 december 2012 de SPF op, naar het recht van Curaçao, en brengt € 135.000 in de SPF in. Het vermogen van de SPF bestaat uit een tegoed op een bij een bank aangehouden rekening. In 2015 honoreert de Inspectie der directe belastingen te Curaçao het verzoek van de SPF om te worden aangemerkt als een doelvermogen. In geschil is of de bezittingen van de SPF moeten worden aangemerkt als bezittingen van Q. Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat de SPF weliswaar moet worden aangemerkt als een APV in de zin van art. 2.14a Wet IB 2001, maar dat de toerekeningsstop van het zevende lid van dat artikel van toepassing is. De inspecteur gaat in hoger beroep.
Hof Amsterdam oordeelt dat de inspecteur het vermogen van de SPF terecht tot de rendementsgrondslag voor het belastbare inkomen uit sparen en beleggen van Q heeft gerekend. Volgens de rechtbank is Q, ondanks de storting van gelden op de bankrekening op naam van de SPF, de beschikking blijven behouden over het geld als ware het zijn eigen vermogen. Verder is het hof van mening dat vanaf de oprichting van de SPF het essentiële discretionaire karakter van de rechtsfiguur heeft ontbroken, mede door de vele petten die de gemachtigde op heeft. Zo is hij niet alleen gemachtigde maar ook een van de erven van Q en executeur-testamentair van diens nalatenschap. Verder heeft hij niet alleen uit naam van Q de SPF ingesteld, maar was hij daarvan ook nog bestuurder. Ook was hij nog bewindvoerder van Q en heeft hij in zijn naam de ‘letter of wishes’ van de SPF ondertekend. Verder was hij één van de begunstigden van de SPF. Het gelijk is aan de inspecteur.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 2.14a
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Hof Amsterdam
Editie: 26 november