De echtgenote van erflater is door de Belastingdienst geïdentificeerd als houder van een rekening bij Van Lanschot Bankiers te Luxemburg. De inspecteur legt erflater navorderingsaanslagen IB/PVV 1995 en vermogensbelasting 1996 op.
Rechtbank Den Haag oordeelt dat de echtgenote van erflater terecht als rekeninghouder is geïdentificeerd. Gelet op de combinatie van achternaam en voorletters van de echtgenote die in het BVR-systeem van de Belastingdienst slechts eenmaal voorkomt, heeft de Belastingdienst aannemelijk gemaakt dat de echtgenote rekeninghouder is (geweest) van de in de renseignementen vermelde bankrekening. De navorderingsaanslagen zijn verder voortvarend en terecht opgelegd. De rechtbank past omkering van de bewijslast toe omdat erflater niet de vereiste aangifte heeft gedaan. Als echtgenoot met het hoogste persoonlijke inkomen had erflater zich op de hoogte moeten stellen van de door de echtgenote genoten inkomsten- en vermogensbestanddelen. Gelet op de hoogte van de saldi van de bankrekening, acht de rechtbank het aannemelijk dat erflater, zowel in relatieve als in absolute zin, aanzienlijk te lage aangiften heeft gedaan. Belanghebbenden, de erfgenamen van erflater, hebben niet doen blijken dat de uitspraken op bezwaar onjuist zijn. Hun beroep is daarom ongegrond. Wel ontvangen zij een immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:73
Algemene wet inzake rijksbelastingen 27e
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting
Instantie: Rechtbank Den Haag
Editie: 15 november