X en zijn echtgenote, de ouders, kopen in 2007 een eigen woning. In 2008 leveren de verkopers de woning aan de kinderen van de ouders. De koopsom betalen de ouders. De kinderen vestigen een recht van erfpacht op de onroerende zaak ten gunste van de ouders. De erfpachtcanon bedraagt de eerste tien jaar € 161.150. De inspecteur weigert de aftrek van de erfpachtcanon volledig. Tussen partijen is in geschil of de woning kwalificeert als eigen woning. Als daarvan sprake is, is in geschil of de erfpachtcanon aftrekbaar is.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de woning kwalificeert als eigen woning maar dat de erfpachtcanon niet volledig aftrekbaar is. De kinderen verlenen uitsluitend op de grond een erfpachtrecht. X bouwt daarop een woning. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat er onder die omstandigheden sprake is van een eigen woning. Economisch is de constructie voor X nadelig. De constructie is alleen maar aantrekkelijk vanwege de beoogde fiscale gevolgen, de aftrek van de erfpachtcanon. Deze fiscale gevolgen zijn volgens de rechtbank niet aanvaardbaar gezien het economische resultaat en gelet op doel en strekking van de eigenwoningregeling. Het samenstel van transacties moet een zelfstandige fiscale kwalificatie krijgen. De rechtbank beschouwt de betaalde erfpachtcanon deels als rentebetaling en deels als aflossing. Partijen komen ter zitting overeen dat de aftrekbare rente € 20.245 bedraagt. In zoverre slaagt X' beroep.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.120
Wet inkomstenbelasting 2001 3.111
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 12 augustus