De heer X woont sinds juni 2016 in Nederland. X doet aangifte kansspelbelasting over juni en juli 2016 in verband met zijn pokerwinsten op internet. Volgens X is de verschuldigde belasting nihil. In geschil is of terecht een naheffingsaanslag is opgelegd van € 5892. Een deel van de betreffende websites is onderdeel van de A-groep, waarvan het hoofdkantoor - buiten de EU - op het eiland Man is gevestigd. Volgens X zijn de houders van het spel twee - binnen de EU - op Malta gevestigde dochtervennootschappen (zie Hof ’s-Hertogenbosch 31 december 2018, 18/00139, V-N Vandaag 2019/49).
Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat X niet aannemelijk maakt dat de Maltese tak houder is van de internetpokerspelen (zie HR 16 maart 2018, 17/02691, V-N 2018/16.22), maar hij mag zijn negatieve saldo bij EU-aanbieders wel verrekenen met het positieve saldo bij in derde landen gevestigde aanbieders (zie HR 27 februari 2015, 14/03069, V-N 2015/14.26). X mag binnen één tijdvak niet de voor hem gunstige elementen van beide regelingen - art. 56 VWEU en de Wet KSB - combineren (vgl. Hof Arnhem-Leeuwarden 9 juli 2019, 17/007485, V-N Vandaag 2019/1864). X kan aldus in juni 2016 een verlies van € 537 verrekenen. Het beroep van X is deels gegrond.
Wetsartikelen:
Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie 56
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Kansspelbelasting
Instantie: Rechtbank Noord-Holland
Editie: 23 maart