Een jaar en vier jaar na de vulling wordt de privacy-impact van het UBO-register geëvalueerd. Dat antwoordt minister Kaag van Financiën op Kamervragen van leden van de VVD, het CDA en de SGP naar aanleiding van het bericht ‘Ondernemers worstelen met privacy en complexiteit: Stel UBO-register uit’.

Kaag wijst erop dat de twee punten waarop de conclusie van A-G Pitruzella van het Hof van Justitie (HvJ) EU afwijkt van de richtlijn in het verlengde liggen van wat Nederland al doet ter borging van de privacy. De A-G concludeerde dat de raadplegers door de beheerder van het register geregistreerd moeten worden en in noodzakelijke gevallen de identiteitsgegevens van de raadpleger aan de UBO verstrekt moeten worden. In het Nederlandse UBO-register is hier reeds in voorzien, alleen worden identiteitsgegevens van de raadpleger niet verstrekt. Mocht het Hof van Justitie EU dit advies overnemen dan ligt dit in het verlengde van bestaande processen.

Ook concludeerde de A-G dat in uitzonderlijke gevallen de gegevens van een UBO altijd afgeschermd moeten kunnen worden. In de richtlijn is dit enkel een optie. Nederland heeft hier volledig gebruik van gemaakt door afscherming van de openbare persoonsgegevens bij minderjarigheid, handelingsonbekwaamheid of politiebescherming mogelijk te maken.

De minister ziet geen aanleiding tot uitstel van de deadline tot registratie. Indien het uiteindelijke arrest van het HvJ EU tot nieuwe inzichten leidt, worden deze overgenomen.

[Nieuwsbron] [Nieuwsbron] [Nieuwsbron] [Nieuwsbron]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingrecht algemeen, Fiscaal ondernemingsrecht

Regelgevende instantie: Ministerie van Financiën

Editie: 23 maart

Carrousel: Carrousel

12

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen