Belanghebbende, X bv, is verhuurder van boten. Zij beschikt over een aantal ligplaatsen buiten het centrum van de gemeente Leiden. In geschil zijn de aanslagen binnenhavengelden die de gemeente haar heeft opgelegd.
Rechtbank Den Haag oordeelt allereerst ambtshalve dat de aanslagen niet wegens een bevoegdheidsgebrek voor vernietiging in aanmerking komen. Een eventueel bevoegdheidsgebrek heeft geen gevolgen voor de aanslagen (art. 6:22 Awb). De verordening acht de rechtbank niet in strijd met art. 229b Gemeentewet. X bv heeft immers noch in haar nadere stuk, noch ter zitting gesteld dat één of meerdere posten in de raming ten onrechte een last ter zake zijn. De rechtbank verwerpt het standpunt van X bv dat de door de heffingsambtenaar doorgevoerde verhoging van het tarief havenliggeld zou moeten leiden tot het partieel onverbindend verklaren van de verordening. Ook de overige door X bv aangevoerde standpunten, te weten strijd met het beginsel van détournement de pouvoir, verweerder hanteert schriktarieven, schending van het evenredigheidsbeginsel, strijd met het gelijkheidsbeginsel, het verlaagde tarief van tariefpost p uit de verordening is van toepassing en schending van art. 11 EVRM, treffen geen doel. De beroepen van X bv zijn ongegrond.
Wetsartikelen:
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingen van lagere overheden
Instantie: Rechtbank Den Haag
Editie: 23 november