Rechtbank Gelderland oordeelt dat X ten tijde van de vervreemding van de aandelen niet wist of behoorde te weten dat Z bv de verhaalsmogelijkheden van de ontvanger illusoir zou maken. X is dan ook ten onrechte aansprakelijk gesteld voor de onbetaald gebleven VPB.

Belanghebbende, X, houdt alle certificaten van de aandelen E bv. E bv houdt de aandelen in F bv. In 2006 verkoopt F bv haar onderneming. De daarbij gerealiseerde winst wordt gedoteerd aan een HIR. Vervolgens keert F bv een dividend ter grootte van de gerealiseerde winst uit aan E bv. Eind 2009 verkoopt E bv haar aandelen in F bv aan Z bv. In het kader van deze transactie maakt E bv € 847.000 over naar de derdengeldrekening van een notaris. F bv betaalt uiteindelijk de aan haar opgelegde VPB-aanslag 2009 niet. De ontvanger stelt X daarop aansprakelijk voor de niet betaalde VPB van € 631.000.

Rechtbank Gelderland oordeelt dat X ten tijde van de vervreemding van de aandelen niet wist of niet behoorde te weten dat Z bv de verhaalsmogelijkheden van de ontvanger illusoir zou maken. De rechtbank verwijst daarbij naar het arrest van de Hoge Raad van 27 juni 2014, nr. 13/03045. De rechtbank overweegt hierbij onder andere dat X zich bij de verkoop van de aandelen heeft laten adviseren door een fiscaal adviseur, die onderzoek heeft gedaan naar de concrete plannen van de koper. Verder acht de rechtbank van belang dat een bedrag op de derdengeldrekening van de notaris is gestort om eventueel verschuldigde VPB te kunnen betalen. De rechtbank vernietigt de beschikking aansprakelijkstelling.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Invorderingswet 1990 40

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Invordering

Instantie: Rechtbank Gelderland

Editie: 12 februari

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen