Belanghebbende, X, richt samen met zijn echtgenote, A, Stichting B op. De stichting exploiteert een kinderdagverblijf. Vanaf het jaar 2012 maakt Stichting B maandelijks bedragen over aan X onder vermelding van ‘salaris' In het jaar 2012 werd in totaal € 25.931,34 aan X overgemaakt en in het jaar 2013 in totaal € 18.120,69. X legt zijn functie als bestuurder van Stichting B met ingang van 7 oktober 2013 neer. X stelt dat hij in verband met investeringen en kosten ten behoeve van de stichting € 36 000 uit eigen middelen heeft betaald (50% van € 72 000). Dit bedrag dient volgens X in mindering te komen op het resultaat uit overige werkzaamheden. De inspecteur staat dit niet toe. X komt uiteindelijk in hoger beroep.
Volgens Hof Arnhem-Leeuwarden moeten de door X van Stichting B ontvangen bedragen aangemerkt worden als resultaat uit overige werkzaamheden. Niet in geschil is dat de vordering die als gevolg van de ten behoeve van de stichting verrichte betalingen zou zijn ontstaan tot het werkzaamheidsvermogen van X behoort. Volgens het hof heeft X echter niet aannemelijk gemaakt dat de door hem gestelde vordering in de in geschil zijnde jaren nog bestond en dat hij recht heeft op aftrek hiervan. Als de vordering al heeft bestaan dan is deze door Stichting B reeds afgelost of is deze door verrekening met door de stichting betaalde privé-uitgaven tenietgegaan. Vanwege een door de inspecteur op de zitting geaccepteerde (aanvullende) aftrek van advocaatkosten is het hoger beroep betreffende de aanslagen ib/pvv en Zvw over het jaar 2013 toch gegrond.
Lees ook het thema Vastgoedexploiatie in de inkomstenbelasting
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.90
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 27 maart