Het Duitse Digital Charging Solutions GmbH biedt gebruikers van EV’s in Zweden toegang tot een netwerk van oplaadpunten. DCS sluit contracten met de exploitanten van de oplaadpunten. Wanneer een gebruiker zijn EV oplaadt, wordt de oplaadsessie geregistreerd bij de exploitant, die vervolgens DCS voor die sessie factureert. Op het verzoek van DCS om een taxruling geeft het Zweedse Skatterättsnämnd een ruling af. Op grond van deze ruling vormt de levering door DCS een samengestelde handeling die hoofdzakelijk wordt gekenmerkt door de levering van elektriciteit aan gebruikers. De plaats van levering ligt daarbij in Zweden. DCS is echter van mening dat sprake is van twee afzonderlijke leveringen, namelijk een levering van elektriciteit en een levering van diensten (faciliteren van toegang tot het netwerk van oplaadpunten). Dit houdt dan in dat alleen het deel bestaande in de levering van elektriciteit in Zweden mag worden belast. De Zweedse rechter stelt prejudiciële vragen in deze zaak.
Het Hof van Justitie EU oordeelt dat de levering van elektriciteit voor het opladen van een elektrisch voertuig aan een oplaadpunt dat deel uitmaakt van een publiek toegankelijk netwerk van oplaadpunten een levering van goederen vormt in de zin van art. 14 lid 1 BTW-richtlijn. Vervolgens gaat het Hof van Justitie EU in op de situatie dat de afnemer van de elektriciteit een abonnement heeft afgesloten bij een andere onderneming dan de exploitant van het netwerk. In een dergelijke situatie wordt de verbruikte elektriciteit geacht eerst te worden geleverd door de exploitant van dat netwerk aan de onderneming die de toegang tot dat netwerk aanbiedt. Vervolgens wordt de verbruikte elektriciteit geacht te worden geleverd aan de gebruiker door de onderneming die de toegang tot dat netwerk aanbiedt. Dat de gebruiker de hoeveelheid, het tijdstip en de plaats van aankoop alsook de wijze waarop de elektriciteit wordt gebruikt kiest, is niet van belang. Wel is vereist dat de onderneming in eigen naam maar voor rekening van de gebruiker handelt in het kader van een commissieovereenkomst (art. 14 lid 2 onderdeel c BTW-richtlijn).
Instantie: Hof van Justitie van de Europese Unie
Rubriek: Omzetbelasting, Europees belastingrecht
Editie: 21 oktober
Informatiesoort: VN Vandaag