X bv exploiteert honderden onroerende zaken. In de periode 2008-2012 stijgen de huurinkomsten van € 3,2 mln naar € 6,4 mln. In haar VPB-aangifte geeft X bv een belastbare winst van € 1,3 mln aan. De inspecteur corrigeert de aangifte. Volgens hem heeft X bv namelijk ten aanzien van diverse onroerende zaken ten onrechte de HIR toegepast. X bv is van mening dat uit haar bedrijfsvoering volgt dat een vervangingsvoornemen aanwezig is, en dat alle panden als bedrijfsmiddel moeten worden aangemerkt. In beroep stelt X bv dat voor toepassing van de HIR voldoende is dat aannemelijk is dat de panden in overheersende mate worden aangekocht met het doel om ze te exploiteren.
Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat X bv niet aannemelijk maakt dat alle panden als bedrijfsmiddel moeten worden aangemerkt. De rechtbank verwerpt daarbij de stelling van X bv dat voor toepassing van de HIR voldoende is dat aannemelijk is dat de panden in overheersende mate worden aangekocht met het doel om ze te exploiteren. Vervolgens stelt de rechtbank vast dat X bv per pand aannemelijk moet maken of er sprake is van een bedrijfsmiddel dan wel voorraad, en dat X bv er niet in is geslaagd om dat aannemelijk te maken. De aanslag blijft in stand.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.54
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 8
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Vennootschapsbelasting
Instantie: Rechtbank Noord-Holland
Editie: 1 november