Rechtbank Breda overweegt dat de exploitatie van een schip ten behoeve van de sportvisserij  geen bron van inkomen vormt. Bij X is geen objectieve voordeel- of winstverwachting aanwezig.

 

X was in de jaren 2006 en 2007 in loondienst en heeft zich daarnaast vanaf maart 2006 als schipper van een door hem voor € 47 500 aangeschaft schip in de weekenden getracht te verhuren aan sportvissers. Vanaf  het jaar 2010 exploiteert X ook een hengelsportzaak. X heeft in zijn aangiften inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen over 2006 en 2007 verlies uit onderneming in aanmerking genomen. Naar aanleiding van een in januari 2010 bij X afgelegd bedrijfsbezoek heeft de inspecteur geconcludeerd dat in 2006 en 2007 geen sprake was van een bron van inkomen. Gevolg zijn de in geschil zijnde navorderingsaanslagen over die jaren waartegen X in beroep komt. Rechtbank Breda overweegt dat X, op wie de bewijslast rust, tegenover de gemotiveerde betwisting door de inspecteur niet aannemelijk heeft gemaakt dat in de onderhavige jaren objectief gezien redelijkerwijs winst te verwachten was. De te behalen omzet zou nooit hoger kunnen zijn dan de bedrijfskosten. De positieve omzet die X in het jaar 2010 heeft behaald doet hier niet aan af. Vaststaat immers dat dit resultaat bijna geheel behaald is met de hengelsportzaak die X in 2010 is begonnen. Volgens de rechtbank vormt de hengelsportzaak in 2010 geen voortzetting van de activiteiten in de jaren 2006 tot en met 2009. Het exploiteren van een winkel is niet vergelijkbaar met de wijze waarop in de jaren 2006 tot en met 2009 opbrengsten werden verkregen. Het beroep is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.8

Wet inkomstenbelasting 2001 2.3

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Rechtbank Breda

Editie: 5 november

0

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen