Hof Den Haag oordeelt dat een extra leeftijdskorting alleen kan worden toegepast als de waarde van een auto is gedaald en dit aannemelijk wordt gemaakt met een nieuw taxatierapport, een nieuwe koerslijst of indien alsnog de tabel wordt toegepast en er minimaal één maand extra is verstreken. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
X BV doet BPM-aangifte voor tien gebruikte personenauto’s. Voor de auto’s met een datum van eerste toelating tussen 1 september 2017 en 1 juli 2020 zijn volgens haar te hoge CO2-uitstootwaarden aangegeven. Volgens Rechtbank Den Haag maakt X BV met de enkele stelling dat de nationale wettelijke bepalingen in strijd zijn met het EU-recht niet aannemelijk dat van een te hoge CO2-uitstoot is uitgegaan. Voor extra leeftijdskortingen in verband met de verstreken tijd tussen de datum van ontvangst van de aangifte en de datum van de tenaamstelling bestaat ook geen aanleiding. De inspecteur stelt met succes dat de BPM door hem al is herrekend door bij het behandelen van de aangifte uit te gaan van een registratiedatum van vijf werkdagen of zeven kalenderdagen na ontvangst van de aangifte. X BV stelt in hoger beroep dat altijd recht bestaat op een extra leeftijdskorting als meer dan vijf werkdagen zijn verstreken tussen het doen van aangifte en de tenaamstelling.
Hof Den Haag (V-N 2024/48.1.5) oordeelt dat na het verstrijken van vijf werkdagen niet altijd recht bestaat op extra leeftijdskorting. De voorwaarde is immers dat sprake is van een waardedaling van het voertuig. Als gebruik is gemaakt van een taxatierapport of een koerslijst kan de extra waardedaling aannemelijk worden gemaakt met een nieuw rapport of een nieuwe koerslijst. Wie dit niet wil of kan doen, kan de extra leeftijdskorting berekenen met behulp van de tabel, mits één maand (of meer maanden) extra is (zijn) verstreken sinds de datum eerste toelating. De Nederlandse griffierechtregeling is voorts niet in strijd met het EU-recht (zie HvJ EU 14 juli 2022, ECLI:EU:C:2022:565, r.o. 70 t/m 78). Het beroep van X BV is ook voor het overige ongegrond. X BV gaat in cassatie, maar betaalt het griffierecht niet. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Wetsartikelen:
Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 10
Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 9
Instantie: Hoge Raad
Rubriek: Belastingheffing van motorrijtuigen, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Editie: 25 december
Informatiesoort: VN Vandaag