X komt in hoger beroep tegen de BPM die zij op aangifte heeft voldaan voor de registratie van personenauto's uit het buitenland. X stelt onder andere dat het wettelijke systeem waarbij voorafgaand aan de afgifte van een kenteken aangifte moet worden gedaan en de belasting moet worden afgedragen, in strijd is met het Unierecht. Ook stelt X recht te hebben op extra leeftijdskorting in verband met de latere registratie van de auto’s.
Hof 's-Hertogenbosch verwerpt het standpunt dat de heffingssystematiek van BPM, in het bijzonder de heffing via voldoening op aangifte, als zodanig in strijd is met het Unierecht. Voor dat standpunt is geen steun te vinden in de jurisprudentie. Het hof beslist dat X, op wie de bewijslast rust, niet aannemelijk maakt dat zij recht heeft op een extra leeftijdskorting in verband met de latere registratie van de auto’s. Nu in hoger beroep niet is gesteld of gebleken dat de auto's een huurverleden hebben, faalt het betoog van X dat zij recht heeft op vermindering van de heffing vanwege de ex-rental problematiek. Het hoger beroep van X is ongegrond, het hoger beroep van de inspecteur is gegrond.
Wetsartikelen:
Verdrag betreffende de Europese Unie 47
Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 10
Algemene wet bestuursrecht 8:25
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingheffing van motorrijtuigen, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Editie: 10 mei