Mevrouw X loopt door een ongeluk hersenletsel op. Haar gemachtigde, de heer Y, vertegenwoordigt een tweetal stichtingen, die facturen aan X voor gezinshulp sturen. Voor 2014 gaat het om € 7865 en voor 2015 om € 13.370. De factuur voor 2015 is eind 2017 opgemaakt en is contant betaald. Volgens Y helpt zijn onderneming X op allerlei gebied en is bemiddeld voor het huishoudelijke werk. De kosten van de gezinshulp zouden zijn voorgeschoten en vervolgens bij X in rekening zijn gebracht.
Rechtbank Den Haag oordeelt dat niet kan worden vastgesteld wie de gezinshulp is geweest en wat voor werkzaamheden zijn verricht. De aftrek voor extra gezinshulp is in beide jaren dus terecht geweigerd. De ruim € 4000 niet-medische kosten voor ‘Body mentor’, ‘Gimmick’ en ‘Health Beauty’ zijn eveneens terecht gecorrigeerd. Het beroep is alleen gegrond, omdat de aftrekbare scholingsuitgaven in 2014 hoger zijn. Eén van de stichtingen van Y presenteert zich als een “administratie- en juridisch maatschappelijk adviesbureau” Voor de kosten van rechtsbijstand krijgt X daarom een proceskostenvergoeding van € 1050.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 6.27
Wet inkomstenbelasting 2001 6.17
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Rechtbank Den Haag
Editie: 22 juni