Hof 's-Gravenhage oordeelt in hoger beroep dat een faillissement of surséance in een later jaar geen geldig excuus kan zijn om geen IB-aangifte te doen.

De heer X exploiteert een accountantskantoor. In 1997 raakt X verwikkeld in een zakelijk conflict, waarbij fysiek geweld tegen hem is gebruikt. Pas in de loop van 1999 is X in staat om zijn werk te hervatten. X doet over 2001 tot en met 2004 geen IB-aangiften. X vraagt in 2006 surséance aan en gaat in 2008 failliet. In geschil is of de inspecteur de winst van X over 2004 terecht ambtshalve heeft vastgesteld op € 205.000. Rechtbank 's-Gravenhage stelt de inspecteur in het gelijk. X stelt vergeefs dat de aangifte pas kan worden ingediend als hij de beschikking heeft over alle dagafschriften van de boedelrekening en als hij weet wat de uitkomst is van de juridische procedures die de curator voor hem heeft gevoerd. X gaat in hoger beroep. Hof 's-Gravenhage oordeelt dat een faillissement of surséance in een later jaar geen geldig excuus kan zijn om geen aangifte te doen. X had een jaarrekening op kunnen stellen met daarin pro memorie posten van oninbare debiteuren of crediteurenposten. Er is dus niet de vereiste aangifte gedaan. De schatting van het inkomen door de inspecteur is echter willekeurig, aangezien de winststijging ten opzichte van het vorige jaar meer is dan € 30.000. In goede justitie wordt het inkomen uit werk en woning vastgesteld op € 170.000. Ambtshalve wordt de verzuimboete met € 134 gematigd tot € 1.000 wegens het overschrijden van de redelijke termijn.

 

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 27e

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting

Instantie: Hof 's-Gravenhage

Editie: 11 februari

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen