Hof Den Haag oordeelt dat de verhuurderheffing niet in strijd is met art. 1 EP EVRM. Volgens het hof is er namelijk sprake van een ‘fair balance' tussen de belangen van het betrokken individu en het algemene belang.

X bv is eigenaresse en verhuurder van 27 huurwoningen in de zin van de Wet maatregelen woningmarkt 2014 II. Over 2014 is X bv € 4944 aan verhuurderheffing verschuldigd. In geschil is of de in de Wet maatregelen woningmarkt 2014 II (Wmw) opgenomen heffingsgrondslag onverbindend is. Volgens X bv leidt het hanteren van de WOZ-waarde als heffingsgrondslag namelijk tot willekeurige heffing, aangezien de WOZ-waarde geen rekening houdt met de verhuurde staat en het daadwerkelijke huurrendement. Verder is er volgens X bv sprake van strijd met art. 1 EP EVRM.

Hof Den Haag oordeelt dat de verhuurderheffing niet in strijd is met art. 1 EP EVRM. Volgens het hof is namelijk voldaan aan de ‘lawful-eis', wordt een ‘legitimate aim' gediend en is er sprake van een ‘fair balance' tussen de belangen van het betrokken individu en het algemene belang. De stelling dat de ‘fair balance' niet in acht is genomen, wordt door het hof verworpen. Het hof merkt daarbij op dat de wetgever de keuze weloverwogen heeft gemaakt om aansluiting te zoeken bij de WOZ waarde als heffingsgrondslag, nadat hij diverse varianten heeft gewogen en tot afwijzing daarvan is gekomen om redenen van effectiviteit, efficiency en transparantie.

BWBR0034553

1

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet maatregelen woningmarkt 2014 II 1

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Verhuurderheffing

Instantie: Hof Den Haag

Editie: 19 oktober

76

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen