Belanghebbende maakt bij brief van 22 februari 2018 bezwaar tegen de aanslagen IB/PVV over de jaren 2011 tot en met 2015. Hij vermoedt namelijk dat zijn voormalige belastingadviseur geen bezwaarschriften heeft ingediend. Op 27 februari verklaart de inspecteur het bezwaar tegen de aanslagen niet-ontvankelijk wegens onverschoonbare termijnoverschrijding. De inspecteur vat het bezwaar tevens op als een verzoek om ambtshalve vermindering, welke hij vervolgens afwijst. In geschil is onder andere of de inspecteur het bezwaar tegen de aanslagen terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard
De rechtbank oordeelt dat de inspecteur het bezwaar tegen de aanslagen terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Volgens de rechtbank is de termijnoverschrijding niet verschoonbaar. Het feit dat de toenmalige gemachtigde niet conform de wens van belanghebbende heeft gehandeld, dient voor rekening en risico van de belanghebbende te blijven. Het beroep van belanghebbende is ongegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 6:11
Algemene wet bestuursrecht 6:8
Algemene wet bestuursrecht 6:7
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 29 november