Belanghebbende, X, is voor het jaar 2007 uitgenodigd aangifte voor de inkomstenbelastingen, de premie volksverzekeringen en de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringwet te doen. Naar X is vervolgens een aanmaning verzonden, waarna de inspecteur X ambtshalve een aanslag IB oplegt naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 50.000 plus een verzuimboete van € 1.134. Bij uitspraak op bezwaar vermindert de inspecteur de aanslag tot nihil en vermindert hij de verzuimboete tot €158. X doet gedurende de procesgang meer dan vijftien nadere stukken per fax aan het hof toekomen. Een door X na de zitting ingediend wrakingsverzoek is afgewezen.
Hof Den Haag (MK I, 19 juni 2013, BK-12/00065, V-N 2013/49.18.4) oordeelt dat de rechtbank op goede gronden heeft beslist dat het beroep voor zover het betrekking heeft op de aanslag wegens gebrek aan belang niet-ontvankelijk is en dat de verzuimboete terecht is opgelegd. Er is sprake van een vierde verzuim. Het hof gaat voorbij aan het door X gedane aanbod bewijs te leveren door middel van het oproepen van getuigen, waaronder de Minister van Financiën en de directeur-generaal van de Belastingdienst. Het hof oordeelt dat het gedane bewijsaanbod te weinig is gespecificeerd. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk omdat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen (art. 80a Wet RO).
Wetsartikelen:
Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst 21
Algemene wet inzake rijksbelastingen 76a