Een eigenwoningschuld die door een aflossingsachterstand naar box 3 overgaat, hoeft niet definitief in box 3 te blijven. Zodra de aflossingsachterstand die aanwezig was op het moment van de overgang naar box 3 is ingelopen, kwalificeert de schuld weer als eigenwoningschuld en gaat die schuld verplicht terug naar box 1. Dit staat in een standpunt van de Kennisgroep onroerende zaken.

De Kennisgroep IBR IB niet winst/LB/PH-aanslag stelt dat art. 20 lid 1 van het belastingverdrag Nederland-België niet van toepassing is voor een leraar die ten tijde van zijn emigratie inwoner is van Nederland en drie jaar werkt voor een Nederlandse onderwijsinstelling.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X nv het loonbestanddeel van de 30%-regeling niet heeft aangewezen als eindheffingsloon. De wettelijke inkorting van de looptijd van de 30%-regeling doorkruist de geldigheid van de beschikking.

De geheimhoudingskamer van Hof Arnhem-Leeuwarden geeft de inspecteur de opdracht om de inhoud van de negen ordners opnieuw zorgvuldig door te lopen en te beoordelen voor welke stukken het beroep op geheimhouding moet worden gehandhaafd. De hoofdkamer zal ondertussen vaststellen of de inspecteur wel alle gedingstukken heeft overgelegd.

Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de kennisgeving tot het bedrag van € 7 als rentebeschikking is aan te merken, namelijk alleen voor zover het vermelde rentebedrag van € 11 hoger is dan de eerder vastgestelde rente van € 4.

Staatssecretaris Van Rij van Financiën heeft de nota naar aanleiding van het verslag bij het wetsvoorstel Wet minimumbelasting 2024 (V-N 2023/35.2) naar de Tweede Kamer gestuurd. In de nota kondigt Van Rij een nota van wijziging aan.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant is van oordeel dat een ontbonden personenvennootschap gelijk gesteld moet worden met een ontbonden rechtspersoon. Daarom volgt de rechtbank de lijn van de Hoge Raad ten aanzien van verplichtingen van ontbonden rechtspersonen waarvan de vereffening niet is heropend.

Rechtbank Gelderland oordeelt dat X door het aangeven van slechts € 12.000 aan loon wist dat een aanzienlijk bedrag aan verschuldigde belasting niet zou worden geheven.

De Belastingdienst heeft een nieuwe uitgave van het Handboek Loonheffingen 2024 gepubliceerd. Dit is de tweede uitgave in 2024 van het Handboek. De eerste versie in 2024 is in april gepubliceerd.

De Kennisgroep IBR IB niet-winst/LB/PH aanslag volgt het standpunt van Rechtbank Gelderland 17 januari 2024, ECLI:NL:RBGEL:2024:188, V-N 2024/14.23.9, waarin is geoordeeld dat niet het niveau van de onderwijsinstelling, maar het niveau van de opleiding van belang is voor toepassing van de verlaagde loonnorm voor de 30%-regeling. Hierdoor kwalificeert een WO-master die is behaald aan een hogeschool ook als wetenschappelijk onderwijs.

Werkgevers en werknemers zijn nog niet massaal bezig hun contractvormen aan te passen, ondanks de naderende start van de handhaving op schijnzelfstandigheid. Volgens uitzendconcern Randstad komen er wel veel vragen over binnen, maar groeit het aantal zzp-constructies nog steeds en neemt het aantal uitzend- en detacheerconstructies nog niet toe. Dat ziet de beursgenoteerde onderneming wel als meest logische uitweg voor als per 1 januari werken als zelfstandige wordt gecontroleerd.

De Staatssecretaris van Financiën heeft het besluit fiscale behandeling functionarissen van internationale organisaties en diplomaten geactualiseerd. Het beleid ten aanzien van heffingskortingen is aangepast na recente gerechtelijke uitspraken. Tevens is een expliciet standpunt opgenomen ten aanzien van de tegemoetkoming specifieke zorgkosten. Daarnaast is het standpunt ten aanzien van de invloed van het vrijgesteld inkomen op de uitgaven voor inkomensvoorzieningen herzien.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X BV niet aannemelijk maakt dat van een lager gebruikelijk loon dan het wettelijk normbedrag moet worden uitgegaan. De rechtbank oordeelt verder dat het gebruikelijk loon, met de ongebruikelijke en niet-zakelijke knip in de werkzaamheden van B, bewust te laag is gehouden.

Hof Amsterdam oordeelt dat de inspecteur de stamrechttermijnen terecht in de heffing heeft betrokken, nu deze vorderbaar en inbaar zijn en Nederland heffingsbevoegd is. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).