Voor belanghebbende, X bv, werken in de jaren 2014 tot en met 2016 verschillende arbeidskrachten. Een deel is in dienst als werknemer en een deel werkt als zzp’er. Eén van de arbeidskrachten is A. Ter zake van de beloning aan A houdt X bv geen loonheffingen in. Ten onrechte volgens de inspecteur die daarom een naheffingsaanslag loonheffingen oplegt. In beroep is in geschil of ten aanzien van A sprake is van een privaatrechtelijke dienstbetrekking, een fictieve dienstbetrekking of geen dienstbetrekking.
Volgens Rechtbank Zeeland-West-Brabant is er vanwege het ontbreken van een gezagsverhouding geen sprake van een arbeidsovereenkomst tussen A en X bv. Er is dus geen sprake van een privaatrechtelijke dienstbetrekking. Wel is er volgens de rechtbank sprake van een fictieve dienstbetrekking in de vorm van aanneming van werk. De inspecteur maakt aannemelijk dat ten aanzien van A geen sprake is van de uitoefening van een bedrijf of zelfstandige uitoefening van een beroep. Het beroep is deels gegrond. De naheffingsaanslag wordt verminderd naar een aanslag berekend naar het (lagere) tarief voor de loonheffingen door toepassing van een andere tabel bij een fictieve dienstbetrekking.
Wetsartikelen:
Wet op de loonbelasting 1964 3
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Loonbelasting
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 11 maart