Hof Den Haag oordeelt dat er sprake is van een fictieve erfrechtelijke verkrijging. A had namelijk na de verkoop van de woning het genot van de woning en betaalde daarvoor geen vergoeding van 6% van de WOZ-waarde.

Belanghebbende, X, woont samen met haar moeder, A, in een woning. A is eigenaresse van de woning. Op 17 december 2014 wordt de woning voor € 155.000 verkocht en geleverd aan X. De schuldig gebleven koopsom wordt op dezelfde dag kwijtgescholden. A blijft de woning vervolgens bewonen. In 2015 overlijdt A, binnen 180 dagen na de levering van de woning en de kwijtschelding van de koopsom. De inspecteur is van mening dat er op grond van art. 10 SW 1956 sprake is van een fictieve erfrechtelijke verkrijging en corrigeert de aangifte erfbelasting.

Hof Den Haag stelt vast dat A het genot van de woning had en daarvoor geen vergoeding van 6% van de WOZ-waarde heeft betaald. Volgens het hof is dan ook voldaan aan de voorwaarden voor het van toepassing zijn van de fictie van art. 10 lid 3 SW 1956. Op grond van deze bepaling heeft A een vruchtgebruik gehad. Het hof merkt hierbij nog op dat X niet het exclusieve gebruik had van de woning, en dat het gebruik van de woning door A ten laste is gekomen van X. Ook wijst het hof nog naar de wetsgeschiedenis, waarin onder andere wordt opgemerkt over de toepassing van art. 10 SW 1956 dat het adagium ‘een beetje genot is ook genot’ geldt Het hof verlaagt de aanslag uiteindelijk nog wel met de oprenting over de schenk- en overdrachtsbelasting en de overdrachtsbelasting.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Schenk- en erfbelasting

Instantie: Hof Den Haag

Editie: 8 mei

21

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen