Het Finse A Oy houdt de aandelen in het Zweedse B AB. B AB beschikt over een verlies van circa € 5 mln. A Oy wil fuseren met B AB en verzoekt de centrale belastingcommissie om een prealabele uitspraak te doen. De centrale belastingcommissie stelt dat A Oy na de fusie de verliezen van B AB niet in aftrek mag brengen in het kader van de Finse VPB. De Finse rechter heeft prejudiciële vragen in deze zaak gesteld.
Het Hof van Justitie EU (HvJ EU) oordeelt dat de Finse beperking van de verliesverrekening niet in strijd is met het EU-recht. Het HvJ EU wijst er hierbij wel op dat een vergelijkbare nationale regeling in strijd met het EU-recht is als de moedermaatschappij de mogelijkheid wordt ontzegd om aan te tonen dat haar niet-ingezeten dochteronderneming alle mogelijkheden tot verrekening van dat verlies heeft uitgeput, en dat zijzelf noch een derde dat verlies in haar lidstaat van vestiging kan verrekenen in toekomstige belastingjaren.
Wetsartikelen:
Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie 54
Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie 49
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Europees belastingrecht, Vennootschapsbelasting
Instantie: Hof van Justitie van de Europese Unie
Editie: 26 februari